In deel 3 las u hoe ik naar Sinuiju zwom. Leest u verder over mijn eerste stappen in Noord-Korea in het vervolg van Op visite bij Kim Jong-un.
Ik hink nu op
twee gedachten: terug zwemmen naar Dandong of een kijkje nemen in Sinŭiju. Mijn
nieuwsgierige karakter laat me niet in de steek en ik besluit Noord-Korea van
dichtbij te inspecteren. Het is een redelijk heldere nacht en ik zie de contouren van een grote loods
voor me. Slechts twintig meter verderop aan mijn linkerzijde zie ik iemand een
sigaret opsteken. Dit moet iemand van de grensbewaking zijn. De persoon komt
mijn richting uit en ik schiet de grote loods in. In de loods ruikt het enorm
naar olie. Door een kier in de loods kijk ik naar buiten en zie een vrouw in
uniform staan. Met haar rechterarm klemt ze een geweer vast tegen haar lichaam
en in haar linkerhand houdt ze een sigaret vast. Ik besef me ineens wat ik aan het
doen ben en raak lichtelijk in paniek. Als ze me ziet dan zit ik zwaar in de
problemen. De vrouw draagt een bruine jas met goudkleurige knopen en op haar
kraag is een rood embleem bevestigd. De soldaat beweegt een kwartslag en ik zie
een scherpe bajonet bevestigd aan de voorzijde van haar geweer. Op haar muts is
een rode ster te ontwaren. Uit de verte hoor ik geroezemoes in het Koreaans
komen. De vrouwelijke soldaat voor mij schiet vakkundig haar sigaret weg en
loopt in de richting waar de stemmen vandaan komen. Ik kijk om het hoekje van
de loods en zie een groep van ongeveer tien grenswachten staan. Ik moet me snel
uit de voeten maken, voordat ik hier ontdekt wordt.
Noord-Koreaanse grenswachten |
Ik loop om de
loods heen richting het zuiden en tref vier soortgelijke loodsen aan vol met
roestige scheepsonderdelen. Het is ijzig stil. Voor mij ligt een betonnen pad. Aan
weerzijden van het pad staan gebouwtjes met machines en opslagruimtes met meer scheepsonderdelen.
Het is lastig adem te halen, want de geur van benzine en olie is zwaar
aanwezig. Het is doodstil en er is hier geen levend wezen te bekennen. Na een
minuut of twee voorzichtig doorlopen zie ik de eerste huizen verschijnen. Ik
moet nu erg voorzichtig zijn. Elk moment kan ik oog in oog staan met een
nietsvermoedende Noord-Koreaan die alarm kan slaan. De huizen staan dicht op
elkaar gebouwd en zien er verweerd uit. Zonder licht van lantaarnpalen probeer
ik mijn weg te vinden.
Ik loop een nauw steegje in en hoor een vrouwenstem
zingen. Iets verder schijnt zwak licht door een raam. Zachtjes nader ik het
licht en het gezang wordt luider. In het steegje is het huis met het
vrouwengezang het enige huis waar licht brandt. Het moet al vrij laat zijn en
ik neem aan dat de buren al op één oor liggen. Ik sta nu naast het raam waar
het licht vandaan komt. Het raam is smoezelig, maar door de vuile ruit zie ik op
een tafel een kaars branden. Ik tuur verder de kamer in en op de grond zie ik
een vrouw zitten in kleermakerszit. In haar schoot rust het hoofd van een man
die languit in de kamer ligt. Zijn gezicht vertoont een glimlach, de man moet
blij zijn. Ik ben hier toeschouwer van een blij tafereel en ik zou zo graag de
reden van deze blijheid willen weten. Terwijl de vrouw een melancholisch
klinkend lied aanheft, streelt ze het hoofd van de man. Door de warme nacht,
draagt de man enkel wit ondergoed, terwijl de vrouw een lichtblauw gewaad
draagt. Ik richt me wat op om wat beter de kamer in te kunnen kijken en verlies
daarbij mijn balans. Met een harde plof val ik op wat opgestapelde tegels onder
het raam. Direct hoor ik in het huis de man in het Koreaans iets tegen zijn
vrouw roepen. Het is zaak om me zo snel mogelijk uit de voeten te maken. Ik sta
op en de voordeur zwaait open. Ik zie het verbaasde gezicht van de
Noord-Koreaanse man, die ik net nog glimlachend in de schoot van zijn vrouw zag
liggen. Hij kijkt mij aan in het duister en heeft direct door dat ik te blank
en te groot ben voor een Noord-Koreaan. De man schreeuwt wat naar me en uit paniek
zet ik een flinke spurt in, het steegje uit, de hoek om en ik ren zo hard als
ik kan door allerlei straatjes richting het zuiden totdat ik na een minuut of
vijf bij een weiland aankom. Buiten adem verschuil ik mij in het hoge gras van
het weiland en wacht tot de kust weer veilig is.
Deel 5 van Op visite bij Kim Jong-un staat inmiddels ook online.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten