In deel 4 van Op visite bij Kim Jong-un las u hoe ik gezien werd door een Noord-Koreaan en mij haastig uit de voeten moest maken. Lees nu snel verder, want hier is het langverwachte deel 5.
Na
ongeveer twintig minuten hoor ik tumult op mij afkomen. Ik hoor mannen
schreeuwen en zie lichtbundels van zaklantaarns door de duisternis snijden. De
man met wie ik oog in oog stond, heeft waarschijnlijk alarm geslagen. Ik
realiseer me nu pas echt hoe dom mijn actie was om de Yalu-rivier over te
zwemmen. Ik heb mijn leven op het spel gezet. Niemand weet waar ik ben en dat
is niet handig in een land waar geen pottenkijkers worden geduld. Ik blijf
roerloos liggen en hoop dat ik niet gevonden word.
|
Noord-Koreaanse soldaat met geweer in de aanslag |
Een groep mensen komt nu wel aardig dicht bij
het weiland waar ik me in schuilhoud. Ik richt me iets op en zie circa vijftien
personen de omgeving afspeuren met zaklampen. Dan hoor ik een vrouwenstem moord
en brand schreeuwen in het Koreaans. Het lijkt erop of ze iets gevonden heeft.
Ik richt me weer iets op en zie dat de groep gestopt is bij de plek waar ik het
weiland ben ingesneld. Het is even stil en dan hoor ik een mannenstem bulderen
gevolgd door geweerschoten.
Ik word beschoten door een peloton Noord-Koreaanse
soldaten. Kogels vliegen rakelings over mijn hoofd. Het vuren van geweerschoten
houdt ineens op en er volgt een lange stilte. Dan hoor ik een mannenstem in het
Koreaans weer een kort bevel geven. Een nieuw salvo van kogels wordt het
weiland in geschoten. Het suizen van de
inkomende kogels door het gras is een naar geluid. Als ik geraakt wordt ben ik
de klos en als ik me overgeef ben ik ook de klos. Het spervuur stopt weer en ik
roep hard in het Engels: 'Please don’t shoot.’ Langzaam sta ik op met mijn
handen in de lucht. Ik zie nu een groep soldaten op nog geen vijftig meter
afstand. Vijftien geweren zijn gericht op mij. Mannen en vrouwen met de vinger
aan de trekker hebben het op mij gemunt.
Langzaam
begeef ik mij naar de kant van de weg, waar de soldaten staan. Ik ben zo bang,
ik sta letterlijk in mijn broek te pissen. Warme urine loopt bij mijn benen
naar beneden. Een van de soldaten schreeuwt iets in het Koreaans. Het is
onduidelijk wat hij wil en ik vervolg langzaam met mijn handen in de lucht de
weg naar de vervaarlijk uitziende Noord-Koreanen. Nog twintig meter en dan ben
ik in hun bereik. Ik roep in het Chinees dat ik een Nederlander ben: 'Wo shi
Helanren'. Helaas is mijn kennis van de Koreaanse taal onbestaand en ik probeer
het ook maar in het Engels. 'Please don't shoot, I am Dutch, I am from
Holland, Europe,’ roep ik hard. Mijn
betoog maakt geen indruk en vijftien geweren blijven op mij gericht. Ik tel zo
gauw vijf vrouwen en tien mannen. Ik herken zowaar de vrouw die ik rokend zag
staan bij de waterkant van de Yalu-rivier. De bajonet is verwijderd van haar
geweer, maar haar aandacht is volledig gericht op mij. Zij en haar collega's
kunnen elk moment aanleggen en dan ben ik er geweest. Nooit zal ik mijn vrouw
en familie en vrienden meer zien.
Nog
vijf meter voordat ik oog in oog met de soldaten sta. Een van de mannen beveelt
mij in gebaar dichterbij te komen, terwijl de andere militairen mij in het
vizier houden. Ik ben radeloos en wanhopig roep ik: 'Johan Cruyff, Ruud Gullit,
Robin van Persie, Martin Drent'. Nul emotie verschijnt op de gezichten van de
soldaten. Noord-Koreanen zijn klaarblijkelijk geen voetballiefhebbers. Welke
Nederlanders zijn bekend in Noord-Korea? Deze vraag schiet door mijn hoofd. Jan
Marijnissen? Marinus van der Lubbe? Meer tijd om na te denken heb ik niet.
Een van de soldaten draait zijn geweer in een flitsende beweging om en haalt
verwoestend uit. De achterkant van een AKM, de verbeterde versie van een AK
47, treft mijn gelaat en het licht gaat bij mij uit. Mijn lichaam valt gestrekt
achterover en met een plof val ik neer in de berm van een landweggetje in
Noord-Korea.
Wordt vervolgd